Taal met eigen woordenschat en grammatica
De Nederlandse Gebarentaal (NGT) is een natuurlijke taal met een eigen woordenschat en grammatica. Die grammatica is heel anders dan de grammatica van het gesproken Nederlands. Een voorbeeld: in het gesproken Nederlands is volgorde van een zin onderwerp-werkwoord-lijdend voorwerp: Jan pakt een boek. In de NGT is de volgorde van een zin onderwerp-lijdend voorwerp-werkwoord: Jan boek pakken.
Ook de beweging van de handen in de ruimte voor het lichaam speelt een grote rol in de grammatica van de NGT. Zo krijgt het werkwoord ‘geven’ een andere betekenis als je je hand bij het gebaar ‘geven’ van jezelf naar iemand anders beweegt dan wanneer je het gebaar van de ander naar jezelf beweegt. In het eerste geval betekent het ‘Ik geef aan jou’. In het tweede geval betekent het ‘Jij geeft aan mij’.
Het verschil in grammatica zorgt soms ook voor een barrière als het gaat om het lezen van de Bijbel. Doordat de grammatica van de Nederlandse gesproken en geschreven taal anders is dan die van het NGT zijn lange zinnen soms lastig om te begrijpen. Ook de opbouw van sommige zinnen uit de Bijbel kunnen voor verwarring zorgen.