Hofstad Catechismus – Vraag 35

Nu we gered zijn door genade alleen, door geloof alleen,

waar komt dan dit geloof vandaan?

Alle gaven die we ontvangen van Jezus Christus, ontvangen we door de heilige Geest, inclusief het geloof zelf.

 

Titus 3: 4-6

Maar toen zijn de goedheid en mensenliefde van God, onze redder, openbaar geworden en heeft hij ons gered, niet vanwege onze rechtvaardige daden, maar uit barmhartigheid. Hij heeft ons gered door het bad van de wedergeboorte en de vernieuwende kracht van de heilige Geest, die hij door Jezus Christus, onze redder, rijkelijk over ons heeft uitgegoten.

 

1. Intro

Denk even na over de volgende vraag: Is geloven voor jou vooral iets dat je doet, of is het meer iets dat je overkomt? Laat ieder nu kort op deze vraag reageren.

 

2. Filmintro

Bekijk het filmpje. Daarna is er kort gelegenheid voor hen die iets willen noemen uit het filmpje dat hen geraakt heeft.

 

3. Verwerking

a. Bijbelstudie Johannes 3: 1-8

We gaan samen dit gedeelte lezen op een meditatieve manier, waarbij de centrale vraag is: hoe spreekt God me ind it bijbelgedeelte aan.

– lees samen het bijbelgedeelte

– vraag in een kort gebed of God de rust wil geven zijn woord te ontvangen

– lees samen nogmaals de tekst

– neem drie minuten stilte om een ‘woord’ uit de tekst te kiezen (een woord, zin, of beeld dat bij je opkomt). Wat spreekt je aan, of strijkt je juist tegen de haren in. Concentreer je gedachten vervolgens op dat ‘woord’.

– vervolgens maak je een rondje waarbij ieder die dat wil alvast aangeeft welk ‘woord’ hij of zij gekozen heeft.

– Neem nu 4 minuten stilte voor het volgende: Denk na over het ‘woord’ dat je gekozen hebt. Stel jezelf vragen als:

– wat zegt het je?

– waarom raakt het je?

– wat kan je ermee in je leven?

– wat zou het uitwerken als dit woord in je leven wortel schoot?

– Eén voor één krijgt ieder nu de gelegenheid (tenzij je liever niet wil) te vertellen waarom je door dit ‘woord’ geraakt werd en wat je ermee kunt. Anderen mogen verduidelijkende vragen stellen of zeggen wat hen aanspreekt in jouw bijdrage.

– sluit af met een moment van gebed en/of stilte

b. geloof als gave en opgave

Je kunt geloof op twee manieren typeren:

1. Geloof als opgave

Je hebt de opdracht om te geloven. Of je wel of niet gelooft is jouw verantwoordelijkheid. Geloof betekent dan ook dat je wat God belooft heeft aanneemt, er je vertrouwen op stelt, en er je leven door laat bepalen.

2. Geloof als gave

Geloof is een geschenk dat God je door zijn heilige Geest geeft. Het is iets dat je overkomt. Niet jij hebt God uitgekozen, maar Hij jou. Hij maakt je door het geloof tot een nieuw mens (wedergeboorte).

Nu is het niet zo dat één van deze beide typeringen de juiste is. Het is juist opvallend dat je beide benaderingen in de Bijbel tegenkomt, en dat het dus allebei waar is.

Bespreek nu de volgende vragen:

• Als je zou moeten kiezen tussen beide typeringen, welke zou je kiezen?

• Wat zijn de sterke kanten van de eerste typering?

Wat is de zwakte als je dit tot de enige benadering maakt?

• Wat zijn de sterke kanten van de tweede typering?

Wat is de zwakte als je dit tot de enige benadering maakt?

c. Gesprekspunten

• Wat betekent: Je wordt gered door je geloof, niet vanwege je geloof?

• Ben jij wedergeboren? Licht je antwoord toe.

• In de Dordtse Leerregels wordt gezegd dat het evangelie verkondigd moet worden ‘met bevel van geloof en bekering’. Maar kan dat als het geloof een gave van God is?

• Kun je iets vertellen van het werk van de heilige Geest in je leven?

• Wat vind je van de volgende stelling:

Jezus is voor alle mensen gestorven,

maar of je dat ook werkelijk jouw redding is hangt af van jouw geloof.

• Wat vind je van de volgende stelling:

Als geloof geen geschenk was, zou je nooit zeker kunnen zijn van je redding.

 

4. Gebed

Doe een rondje wel en wee: iedereen vertelt kort hoe het met hem of haar gaat en op welke punten voorbede goed zou zijn. Bidt nu voor elkaar (bijvoorbeeld: ieder bidt voor de persoon die rechts van hem of haar zit).

 

 

Bijlage: Achtergrondmateriaal

(bedoeld voor degene die de avond voorbereidt, en voor wie zich er wat extra in willen verdiepen)

Geloof is wat er van je gevraagd wordt, maar geloof is ook wat de Heilige Geest in jouw hart werkt. Geloof is zowel een opgave als een gave. Daarmee zijn we weer terug bij het wonder dat ook ten grondslag ligt aan de uitverkiezing: God beslist in zijn soevereine vrijheid aan wie Hij het geloof wil geven en tegelijk wordt ieder mens opgeroepen om in Hem te geloven. En beide stellingen zijn ten volle waar.

(afbeelding onze verantwoordelijkheid en Gods souvereiniteit)

Als je vergeet dat het geloof ook een gave is, dan is geloven alleen nog een opdracht waaraan jij moet voldoen.

(afbeelding )

En wat jij moet doen is ook nog eens van doorslaggevend belang. Dat leidt bijvoorbeeld tot de redenering dat Jezus wel voor alle mensen gestorven is, maar dat het nu van jou afhangt of jij ook werkelijk zult delen in dat offer. Daarmee verschuift het accent opnieuw van wat Jezus deed naar wat jij zou moeten doen, van Jezus’ geschenk naar jouw geloof. Hoe meer dat accent verschuift naar wat wij moeten doen, hoe meer ‘kiezen’ in de plaats komt van ‘geloven’. Dan wordt er vooral veel gepraat over ‘mijn keuze voor Jezus’, en dan gaat het in getuigenissen vooral over die keuze. Maar wat dan ondersneeuwt, is dat het niet begonnen is bij onze keuze, maar bij die van Hem: ‘Door zijn genade bent u nu immers gered, dankzij uw geloof. Maar dat dankt u niet aan uzelf; het is een geschenk van God’ (Ef. 2:8). Jouw redding is dus niet te danken aan jezelf, ook niet aan jouw geloof of aan jouw keuze. Uiteindelijk is ook het geloof zelf namelijk een geschenk van God.

(Uit: Gelukkig Gereformeerd, J.Klapwijk, pag.40-42)

  • Wedergeboorte, geloof en bekering

Hoe kunnen we burgers worden van Gods koninkrijk? Jezus geeft daar een duidelijk antwoord op. In het gesprek met de Joodse rabbi Nicodemus zegt Hij: ‘Waarachtig, ik verzeker u: alleen wie opnieuw wordt geboren, kan het koninkrijk van God zien’ (Joh. 3:3). Bij het begin van zijn tournee door Kanaän zegt Hij: ‘Het koninkrijk van God is nabij: kom tot inkeer en hecht geloof aan dit goede nieuws’ (Mar. 1:15).

Er zijn dus drie factoren die aangeven dat iemand toegang tot het koninkrijk van God krijgt: opnieuw geboren worden (wedergeboorte), tot inkeer komen (bekering) en geloven. In deze drie factoren zien we de twee aspecten die onze relatie met God typeren. Aan de ene kant is er de wedergeboorte. Daarmee begint het nieuwe leven. Het woord ‘wedergeboorte’ maakt duidelijk dat God het initiatief neemt tot dat nieuwe leven. Niemand beslist zelf om geboren te worden. Net zo min beslist iemand zelf om een nieuw leven te beginnen. Petrus zegt in zijn eerste brief dat gelovigen verwekt zijn door het onvergankelijke zaad van Gods levende en blijvende woord (1 Petr. 1:23). Zoals God door het inblazen van zijn levensadem de mens het leven gaf (Gen. 2:7), zo geeft Hij door zijn heilige Geest aan de gelovigen het nieuwe leven (Joh. 3:5). Aan de andere kant is het wel degelijk onze eigen verantwoordelijkheid om ons te bekeren en een nieuw leven te beginnen. Jezus roept iedereen op om tot inkeer te komen. Als mensen dat niet doen, verwijt Hij hun dat. Wedergeboorte en bekering zijn als de twee kanten van één medaille. Geen mens kan bij God horen als God hem niet door zijn Geest opnieuw geboren laat worden. Wie trots is op zijn bekering, heeft niet begrepen dat God ook onze bekering in ons werkt. Tegelijk neemt God onze verantwoordelijkheid serieus: wij moeten ons bekeren en een nieuw leven beginnen. Dat beide kanten allebei volledig waar kunnen zijn is omdat God groter is dan ons denken. We stuiten hier op dezelfde paradox als in het mysterie waarin het geloof zowel een gave als een opgave is (zie hierboven).

(Uit: Basics van de Bijbel, J.Klapwijk, pag.125)