Pastoraat aan dementerenden

Hoe verleen je pastoraat aan mensen die lijden aan dementie?

Geestelijk verzorgers Gea Wezeman-Janssens en Peter Versloot legden zich erop toe. ‘Als iemand je bezoek na een kwartier weer vergeten is, betekent dat niet dat hij het niet gewaardeerd heeft.’

 

Gea Janssens en Peter Versloot doorliepen beiden de opleiding Godsdienst Pastoraal Werk en zijn parttime in een verzorgingshuis actief waar een groot deel van de bewoners lijdt aan dementie. Versloot werkt in De Vijverhof in Capelle aan den IJssel, Janssens in Riederborgh in Ridderkerk.

 

‘We zijn al gauw geneigd om pastoraat erg verstandelijk in te steken’, zegt Versloot. ‘Ga je bij iemand op bezoek, dan wil je zaken bespreken: een beetje bijpraten over familie en vrienden, over de dagelijkse lotgevallen en – het liefst met de Bijbel op schoot – over iemands geestelijk welbevinden.’

 

Maar dat rationele vertrekpunt moet je bij een bezoek aan mensen met dementie loslaten, legt Versloot uit. Hij onderscheidt vier communicatieringen. De eerste ring, die op de feiten is gericht, raak je bij dementie vaak kwijt. ‘Hoe heten je kinderen? Wie zijn je kleinkinderen? Het is heel confronterend en moeilijk als je op die vragen geen antwoord meer kunt geven.’

 

De tweede ring is vaak nog behapbaar: het kunnen aangeven of je boos, bang, bedroefd of juist blij bent. ‘Maar de derde ring, die van levensbeschouwing en bijvoorbeeld het spreken óver de Bijbel, wordt weer moeilijk. Terwijl de vierde laag, de spirituele, veelal nog wel aanspreekbaar is. Zing je een lied, dan zingen ze mee, ga je bidden, dan vouwen ze als vanzelf hun handen.’

 

‘Eigenlijk is een dementerende de hele dag naar puzzelstukjes op zoek’, zegt Janssens. ‘Die vinden ze ook wel, maar het zijn stukjes uit verschillende levensfasen: je vroege jeugd, de periode waarin je zelf opgroeide, de fase waarin je kinderen kreeg of carrière maakte. De stukjes passen niet in elkaar, ze vormen geen bruikbaar geheel voor de dag van vandaag. Dat is erg frustrerend. Het geeft gevoelens van onveiligheid. Je dwaalt door een wereld waarin je steeds opnieuw betekenis probeert te geven aan je leven.’

 

Blanco

Peter Versloot onderzocht in zijn afstudeeronderzoek hoe bezoekwerkers de zorg aan dementerende ouderen ervaren. ‘Het blijkt dat 65 procent van de pastorale bezoekers de bezoekjes aan dementerenden in het verpleeghuis moeilijker vindt dan pastorale bezoeken aan andere ouderen’, schreef hij in zijn handreiking om ouderenbezoekers toe te rusten. ‘De helft van de ondervraagden gaf aan niet de bagage te hebben om zo’n bezoek naar tevredenheid af te leggen.’

 

Zelf hebben Janssens en Versloot ook hun weg moeten vinden in het verlenen van pastorale zorg aan mensen met dementie. Eenvoudige tips kunnen al helpen: praat in korte zinnen, stel gemakkelijke, gesloten vragen en accepteer iemand zoals hij is. Probeer niet te verbeteren. ‘Maar het belangrijkste dat ik heb geleerd’, zegt Versloot, ‘is dat je mensen moet ontmoeten in het moment. Geen doelen stellen, geen pastorale targets meenemen, maar blanco het gesprek aangaan en anticiperen op wat je tegenkomt. Het gaat niet om jou, maar om degene die je bezoekt. Dan kun je een leuk moment hebben, of een moeilijk moment, maar je bent er samen met die persoon. Dat kan troost bieden, ook als je niet aan Bijbellezen toekomt.’

 

‘Wat ik al snel leerde’, zegt Janssens, ‘is dat je niet even een bezoekje tussendoor kunt plannen. Als ik in mijn hoofd alweer bezig ben met wat er allemaal nog meer moet die dag, breng ik onrust mee, en dat heeft direct invloed op de mensen die ik ontmoet. Zit ik in een huiskamer met een aantal bewoners en ze merken dat ik niet ontspannen ben, dan neemt de onrust in de ruimte gelijk toe. Andersom heeft de rust die ik uitstraal juist een positief effect.’

 

Dementerenden gaan weliswaar verstandelijk achteruit en hun geheugen laat hen in de steek, maar hun gevoel verdwijnt niet, vertelt Janssens. ‘Ze ervaren ook dat er van alles niet meer klopt in hun leven, en dat maakt hen angstig en onrustig, zeker als ik in mijn bezoek nog meer onrust meebreng.’

 

Dat geldt ook voor het bezoek van kinderen, vrienden of andere familieleden. ‘Dementerenden merken aan hen dat ze soms met andere verwachtingen komen. Dat ze het moeilijk vinden dat vader of moeder dingen niet meer weet, moeilijk uit zijn of haar woorden komt of elementaire zaken steeds weer vergeet.’ De grote valkuil daarbij, zeggen Janssens en Versloot, is dat je daartegen blijft strijden. ‘“Kom op, ma, dat weet je toch nog wel!” Of: “Dat heb ik toch net ook al verteld?” Ouders weten dat ze de verwachtingen niet meer waarmaken, en dat maakt hen verdrietig en onrustig.’

 

Bombardementen

Om gevoelens van onmacht en angst te voorkomen, is het belangrijk om zo veel mogelijk aan te sluiten bij wat een persoon nog wél kan. ‘Ik vind het altijd fijn om mensen op hun eigen kamer te ontmoeten’, zegt Versloot. ‘Het kan ook leuk en gezellig zijn om in de huiskamer te zitten, waar ook andere bewoners samenkomen, maar op hun eigen kamer is het vertrouwd en wordt de persoon niet door allerlei prikkels afgeleid.’

 

Bovendien kom je op iemands eigen kamer van alles tegen wat iets over zijn of haar leven vertelt. ‘Foto’s van familieleden bijvoorbeeld, en spulletjes die wat zeggen over het leven dat iemand gehad heeft. Daar kun je op aanhaken. Vaak verwijzen die objecten ook naar herinneringen van vroeger, die dementerenden vaak nog wel kunnen terughalen.’

 

Versloot had eens een gesprek met iemand die in de omgeving van Rotterdam was opgegroeid en nog tot in detail kon vertellen over de bombardementen uit 1940. ‘Dergelijke herinneringen staan hun nog vaak haarscherp voor ogen.’

Vragen naar vroeger is altijd een bruikbare techniek, zegt hij. ‘Vraag nooit hoe oud iemand is, dat is iets van nu, dat weten mensen niet. Vraag daarom in welk jaar iemand is geboren. Dat weten ze vaak nog wel.’

 

Toontje

Versloot en Janssens benadrukken beiden dat het belangrijk is om mensen met dementie in hun waarde te laten. ‘Blijf ze eren’, zegt Janssens. ‘Het zijn mensen met een heel leven achter zich, ze gaan in hun gezondheid steeds verder achteruit en ze kunnen niet meer wat ze vroeger konden, maar het zijn geen kleuters.’

Versloot en Janssens zijn allergisch voor het ‘debiliserende’ toontje: ‘Nou, mevrouwtje, dan gaan we nu eventjes naar bedje toe, hè.’ Versloot: ‘De mensen zijn niet gek! Het zijn volwassen mensen. Blijf daarom ook altijd het gesprek voeren mét de mensen zelf en weersta de neiging om óver iemand te praten, bijvoorbeeld als familie aanwezig is.’

 

Lied

Juist omdat mensen die lijden aan dementie herinneringen van vroeger kunnen ophalen, is spiritualiteit heel belangrijk in hun leven. ‘Sommigen zijn van kinds af aan vertrouwd geraakt met de Bijbel en met het leven met God’, zegt Versloot. ‘Ook als het erop lijkt dat er niets meer binnenkomt, kan zingen en bidden van grote betekenis zijn. Ik was eens bij iemand op bezoek die niet meer kon praten. Ze kon niks meer zeggen. Na een paar minuten dacht ik: ik kan maar beter weer weggaan. Maar daar kwam ik toch op terug. Ik ben bij het bed gaan zitten en begon maar gewoon te praten. Over een plaat van een herder met een schaap, die aan de muur hing, en een foto van een paard. Ik las een ansichtkaart voor en tot slot heb ik met haar gebeden. Toen ik mijn ogen opendeed, rolde er een traan over haar wang. Zonder dat je het doorhebt, kun je veel betekenen.’

 

Janssens had een soortgelijke ervaring toen ze bij een mevrouw aan het bed kwam die wel leek te slapen. ‘Ze bewoog toch een beetje en ik ben naast haar gaan zitten. Eerst heb ik zacht wat gesproken, heel rustig, en vroeg vervolgens of ik ook wat mocht zingen. Ik zong een lied uit de bundel van Johannes de Heer: “Daar ruist langs de wolken een lief’lijke Naam”. Na een paar regels gingen haar ogen open en plotseling begon ze mee te zingen. Ze kon niet spreken, maar haar ogen straalden en ze zong vol enthousiasme.’

Het zijn gouden momenten, zegt ze. ‘Je bent al gauw erg gericht op het spreken van mensen en op de manier waarop ze hun verstand gebruiken. Maar God gaat daar ver bovenuit. Hij laat niemand los, ook niet als de hersenen het laten afweten. Het geloof zit immers niet in je verstand, maar in je hart.’

 

Ik ben

Als je over geestelijke dingen spreekt, is het belangrijk om aan te sluiten bij de geloofstaal van iemand. ‘Als iemand een reformatorische achtergrond heeft, is het belangrijk dat ik uit de Statenvertaling lees, dat ik het niet heb over de Heer, maar over de Here, en dat ik psalmen zing uit de oude berijming’, zegt Janssens. ‘Op die manier roep je herkenning op. En daar gaat het om.’

In Riedeborgh probeert Janssens de weeksluitingen voor dementerenden zo realistisch mogelijk te maken. ‘We draaien een cd met klokgelui, we steken een kaars aan, het orgel speelt en dan is het voor hen echt zondag. Het heeft wat vertrouwds, ook al is een kaars in de kerk voor de één minder gewoon dan voor de ander.’ Het geeft mensen houvast als ze oude, vertrouwde woorden horen en mee kunnen zeggen. ‘Het Onzevader of de geloofsbelijdenis worden moeiteloos opgezegd.’

Zo krijg je ook als pastoraal bezoekers echt wel wat terug, zeggen Janssens en Versloot. ‘Maar je moet dit werk niet doen voor je eigen voldoening. Er zijn mooie, maar ook lastige momenten. Bijvoorbeeld als je een kwartier na je bezoek iemand weer tegenkomt op de gang en hij zegt: “Ah, goedemiddag! Komt u ook nog eens bij mij op bezoek?”’

 

Janssens: ‘Hoe verdrietig het soms ook kan zijn, je moet voor ogen houden dat pastoraat niet een oplossen van vragen is, maar een “bij mensen zijn”. En het is prachtig als je je realiseert dat dat ook in de naam van God ligt besloten. Hij zegt: “Ik ben”, niet: “Ik doe.” Het is belangrijk dat je met elkaar onderkent dat het verdrietig is dat je als kinderen feitelijk al in een rouwproces zit, ook al is de persoon om wie het gaat nog in leven. Maar iemands waarde zit hem niet in mogelijkheden en kwaliteiten, maar in het feit dat hij een kind van God is.’

 

 

Dit artikel is met toestemming overgenomen van onderwegonline.nl.