Portret: Joke Sneep

“Oud… wat is oud? Mijn ouders waren oud, toen ze 68 jaar waren. Maar nu zijn 60-ers/70-ers vaak nog vitale mensen”, zegt Joke Sneep-Oorbeek. “Zo is het ook met mij gesteld. Ik ben gezegend met een gezond lichaam en een gezonde geest, met energie om nog van alles te doen.”

 

Het begon weer te kriebelen

Joke werd in 1951 geboren in een gezin van zeven kinderen. Haar vader had een slagerij in Utrecht, waarin ook haar moeder meewerkte. De hoofdmeester van de school, die les gaf in de zesde klas (nu groep 8) heeft zich er sterk voor gemaakt, dat Joke naar het gymnasium mocht. Met Grieks en Latijn kon zij zo doorstromen naar de studie theologie. “Dat gebeurde ook, want ik wilde graag de zending in. Maar het is er nooit van gekomen. Het is anders gelopen, zou je kunnen zeggen”, laat Joke weten. In 1973 is zij getrouwd met Cor Sneep en ze kregen zes kinderen. “Ik heb een lange periode, zo’n 20 jaar, voor de kinderen gezorgd en Cor voor de nodige financiën. Een mooie fase van mijn leven, waarvan ik genoten heb. En nu genieten we samen van onze kleinkinderen, die komen logeren”, zegt ze. “Maar de kennis opgedaan in mijn studie begon weer te kriebelen en voorzichtig ben ik begonnen met pastorale bijstand in verschillende kerkelijke gemeentes, die vacant waren. Ik was intussen 45 jaar.

In de kerk, waar ik toen bij hoorde, was de vrouw in het ambt not-done. Toen was dat voor mij geen probleem. Ik deed, wat ik wel mocht/kon doen. Gaandeweg ontdekte ik, door het leiden van uitvaart diensten, dat ik het voorgaan ook heel graag  deed en goed kon. Dat breidde zich uit naar kerkdiensten in verzorgings- en verpleeghuizen. Gekoppeld aan het pastoraat.

Met name het pastoraat onder ouderen heeft mijn hart. Luisteren, meeleven, meelopen op een vaak moeizame weg, is het mooiste, wat er is. Dat geeft mij zoveel voldoening en zoveel vreugde.”

 

Hoe zal de toekomst zijn?

“Ja, het confronteert ook: want ik word zelf ook ouder”, zegt Joke. “Hoe zal ik zijn, als ik 80 of 90 ben? En ook de dood komt gestaag dichterbij. Hoe zal mijn geloof dan zijn? Heb ik dan nog steeds het vertrouwen, dat de Here er, hoe dan ook, zal zijn? Ook in dat donkere dal? Want er zelf in zijn, is nog wat anders, dan er naast staan. Dat realiseer ik me heel goed. En toch, en toch, zegt het geloof. Tegen de klippen op, wil ik blijven geloven en vertrouwen in de God, waar psalm 68 (vers 7) van zingt:

 

Hij droeg ons door de diepte heen,

De Here, Here doet alleen

Ons aan de dood ontkomen.

 

Dat geeft hoop voor de toekomst, want de dood is overwonnen!”

 

Intussen is Joke alweer enkele jaren geleden overgegaan naar de PKN. Daar mag zij ook voorgaan in kerkdiensten, en daarin mag ze getuigen van de trouw van God. Maar dan de klap op de vuurpijl: “Na twee jaar “genoten” te hebben van mijn pensioen was ik het zat en begon het weer te kriebelen. Ik heb gesolliciteerd op een kleine baan als kerkelijk werker in een kleine gemeente. En daar ben ik weer aan de slag gegaan. Ik leef weer helemaal op! Waarom? Omdat ik kan doen, waar ik goed in ben. Toen ik aan mijn studie theologie begon, had ik dit niet kunnen bedenken. Maar ik ben wel heel dankbaar, dat het zo gelopen is. Hoe de toekomst zal zijn? Ik weet het niet. Tot nu toe heeft de Here geholpen. “Hij zal er zijn”. Dat wil ik blijven geloven en vertrouwen, alle dagen van mijn leven.”